maandag 29 april 2013

Slow care


Ook in de gezondheidszorg zie je steeds meer kleinschalige initiatieven ontstaan, waarin  hart en bezieling er weer toe doen en  de mens centraal staat. Zo las ik van de week over Slow Care voor meervoudig gehandicapten. Ouders die vonden dat hun dochter verpieterde in een grote wooninstelling namen het initiatief om zelf  kleinschalige woonvoorzieningen voor deze groep te creëren. Belangrijke pijlers daarbij: een duurzame woning als helende omgeving en verzorgers die uit roeping dit werk willen doen. Nu geldt dit laatste voor heel wat verzorgers en verpleegkundigen. Maar ze krijgen er meestal de tijd niet voor. Daar is zogenaamd geen geld voor, terwijl dat er vaak wel is voor allerlei dure managementlagen en overheadkosten.

Het is het zoveelste initiatief op rij in de zorg, waarin juist in die managementslagen wordt gesnoeid en aandachtsvolle zorg weer centraal komt te staan. Als het even kan in een kleinschalige werk- of woonvorm, omdat dat veel meer een warme, veilige plek biedt dan al die grootschalige, onpersoonlijke gebouwen en tehuizen, die vaak ook nog eens klauwen vol geld kosten.
Je hebt al de Thomashuizen (voormensen met een verstandelijke beperking),  de Herbergiers (voor dementerende ouderen), de hospices (voor stervenden) en natuurlijk Buurtzorg, dat met een niet te stuiten opmars in Nederland bezig is.  Allemaal bewijzen ze dat het anders kan en dat mensen zich graag verbonden voelen of ze nu zorger zijn of verzorgd worden. En het is vreemd genoeg vaak niet eens duurder. Het is maar net waar je de prioriteiten legt.
Het zijn allemaal kleine initiatieven die van onderop ontstaan, omdat mensen zien dat het anders kan, ze vanuit oprechte intenties willen werken en keuzes willen maken die hen voeden en verrijken in plaats van uitputten of tot een verdere verschraling van de zorg leiden.
Slow Care - een prachtige uitdrukking ook, omdat daarin de aandacht, tijd en oprechte zorg zo doorklinkt. Even alle tijd voor de kwetsbare ander, die dat zo nodig heeft. 

woensdag 10 april 2013

Geven en delen is de nieuwe trend


 
Ik ontwaar een trend – zeker bij de jongere generatie – die me blij maakt en dat is de gewoonte om minder op bezit gespitst te zijn, maar meer op geven, samen delen en het beste van henzelf bijdragen zonder er meteen iets voor terug te hoeven krijgen.

Waren we lange tijd verzot op hebben en kopen en vooral op nog meer hebben en kopen  - het geld groeide  immers tot in de hemel - de laatste tijd zie je een gezonde tegenbeweging ontstaan, waarbij delen, ruilen en geven steeds belangrijkere principes worden. Misschien  nog in kleine kring, maar het straalt wel langzaam uit.
Waarom zouden we thuis bijvoorbeeld allemaal een boormachine, grasmaaier of  diepvrieskist hebben of een eigen geldverslindende auto voor de deur hebben staan, terwijl je dat soort dingen ook heel gemakkelijk – zeker met behulp van internet en de moderne elektronica - kunt delen met elkaar.  Er zijn dan ook steeds meer mensen die hun bezit delen: van coachsurfen, de opbrengst van de moestuin tot de zonne-energie die in de straat gezamenlijk wordt opgewekt.  Of die onderling diensten ruilen: de een kookt een gezonde thuismaaltijd of bakt een taart, de ander knapt de tuin op, repareert de fiets  of stemt de piano. Met gesloten beursen wordt er uitgewisseld. Niet alleen spullen, maar ook kennis, ervaring, inspiratie, werk – en denkkracht. En dat allemaal zonder de torenhoge tarieven die het bedrijfsleven en de advieswereld hiervoor vragen.

Blijkbaar definiëren we ons minder met eigendom, maar komt de focus meer te liggen op geven en ontvangen en gaat het ons er steeds meer om dat we ons steentje kunnen bijdragen. Het gebeurt nu misschien nog in kleine kring, maar het is zich wel als een olievlek aan ’t verspreiden.
De crisis helpt ons daar uiteraard een handje bij , maar ook de vele schandalen en uitwassen  die er bij banken en bedrijven hebben plaatsgevonden hebben tot deze ontwikkeling bijgedragen.
Zou ‘the power’ uiteindelijk dan toch nog bij ‘the people’ komen?



* Een groter artikel hierover heb ik geschreven voor het zomernr. van het tijdschrift 'Genoeg'