Vorige week
kwam er iemand bij me eten, die ik al een hele tijd niet had gezien en zij bracht
voor mij ‘Het grote wildplukboek’ mee.
Wat een verrassend cadeau en zo helemaal passend bij de huidige trend om
meer eerlijke en onbespoten groente en fruit te willen eten. Sommigen gaan deze
steeds meer zelf verbouwen, onder andere door de vele recente voedselschandalen en het bedrog dat daarbij
komt kijken, maar ook omdat het leuk is om te doen. De producten die jezelf
kweekt en verbouwt, hebben over ’t algemeen meer smaak, zijn gezonder en
spreken je zintuigen aan: je gaat kijken, tasten, voelen, proeven. Voedsel gaat
hierdoor meer leven.
Van huis uit
zijn wij mensen natuurlijk echte verzamelaars. Het zit als het ware in onze
genen om op zoek te gaan naar lekkere en voedzame etenswaren en die zelf bij
elkaar te sprokkelen. En wat is er leuker dan om die in je eigen omgeving en
zelfs tuin te vinden. Toen ik in mij huidige huis kwam wonen, had ik een
voortuin die vergeven was van zevenblad. Ik vroeg aan een hovenier wat ik
hieraan kon doen, zijn rigoureuze antwoord: je hele tuin een meter diep
afgraven… of verhuizen. Dat vond ik beide nogal drastische oplossingen. Tot dat
iemand zei: maar het is heel goed te eten. Toen heb ik er een paar keer een
stamppotje van gemaakt of het bij de sla gedaan. Smaakte goed, dus over zevenblad maak ik me
niet druk meer. Veel andere voorkomende planten en bloemen, zoals brandnetel, veldzuring, hondsdraf en witte dovenetel zijn ook te verwerken tot soepen, sauzen en salades. Je kunt het zo gek niet bedenken of er zit wel iets voedzaams aan een plant, zo blijkt uit dit boek.
Vorige zomer vond ik tijdens een wandeling bij toeval een bramenveldje. Kinderlijke verrukking om ze zo maar tussen de stekels vandaan te plukken en op te eten. Dit jaar ga ik er uiteraard weer heen. Ik ben vast niet de enige, want je eigen eten in de natuur bij elkaar sprokkelen is in. Veel sterkoks blijken het ook te doen.